Het
bericht in het NRC Handelsblad dat de UvA een extern PR-bureau in de arm heeft
genomen voor de interne en externe communicatie om verdere reputatieschade te
voorkomen, biedt een fascinerend inkijkje in de belevingswereld van onze
bestuurlijke elite.
Steevast
is de respons van bestuurders als hun ondergeschikten zich ontevreden tonen
over het gevoerde beleid, dat ‘we het kennelijk niet goed hebben uitgelegd’.
Een website, een folder, een campagne of een rapport om de kloof tussen belofte
en werkelijkheid toe te dekken – een grotere minachting van de burger is
nauwelijks denkbaar; een grotere zelfoverschatting van de eigen goedertierendheid
door de elite evenmin.
Of
het nu gaat om de introductie van de Euro, de historisch ongekende
bezuinigingen van 2010, de deelname van de Pvda aan het huidige kabinet, de
steun voor het mensonterende asielbeleid, het vrijhandelsverdrag tussen EU en
VS – steeds probeert de bestuurlijke elite de maatschappelijke onvrede te adresseren
met meer transparantie, betere communicatie en tot en détail gescripte burgerontmoetingen met het desbetreffende
bewindspersoon.
Je
ziet het mechanisme aan het werk in de verkrampte reactie van het bestuur van
de UvA op het plotseling opgelaaide verzet onder staf en studenten tegen
verdere commodificering van onderwijs en onderzoek. Eerst op hoge poten het
eigen gelijk willen halen om vervolgens – toen het protest niet bij het eerste
zuchtje tegenwind ging liggen – in de media quasi-deemoedig te erkennen dat de
boodschap was aangekomen: staf en studenten waren niet van ‘onze’ goede
bedoelingen overtuigd en dus ‘moesten we…’ – en daar was ie weer – ‘…het beter
uitleggen.’
Inmiddels
is de bestuurlijke onzekerheid aan de UvA over hoe de academische gemeenschap
van die goede bedoelingen te overtuigen zo groot geworden, dat het college een
duur, professioneel communicatiebureau heeft ingeschakeld. Niet om het college
te helpen bij het vinden van betere bedoelingen – zeg: minder rendementsdenken,
minder commodificering, empatischer bestuur, minder praaltorens – maar om de
oude bedoelingen van ‘Harvard aan de Amstel’ beter te helpen verkopen. In de
schijnwereld van bestuurders is immers alles marketing.
Dat
de academische gemeenschap niet zit te wachten op gladde praatjes en gelikte
‘frames’ van media-savy spindoctors is kennelijk nog altijd niet tot het
college doorgedrongen. Dat de belofte van het college om te breken met
rendementsdenken fors aan geloofwaardigheid inboet als men een weinig later een
communicatiebureau inhuurt dat eerder heeft gewerkt voor Vodafone, Mars,
Microsoft, HollandCasino en Binckbank kennelijk ook niet. Academisch onderzoek
en onderwijs gelijk stellen aan chocoladerepen, bancaire diensten, gokhallen en
telefonie is nou net een van de voornaamste stenen des aanstoots geweest voor
de bezetters van het Maagdenhuis. De bestuurders van de UvA snappen nog steeds dat
categorische onderscheid niet.
En
dan de aanmatigende gedachte dat universiteit en bestuur samenvallen. Niet de
reputatie van de UvA is aan diggelen; die van haar bestuurders is dat. Mijn
dochter heeft haar keuze om volgend jaar aan de UvA geschiedenis te gaan
studeren in belangrijke mate laten bepalen door de ‘competente rebellen’ (met
de nadruk op het laatste) die het Maagdenhuis hebben bezet en daarmee een publieke
betrokkenheid hebben geëtaleerd die in onze gedepolitiseerde, egocentrische
tijden alarmerend schaars is geworden. En mijn dochter is niet de enige.
Goed
voor de reputatie van de UvA dus deze rebellie. Maar inderdaad slecht voor die
van haar bestuurders. Dat die naar de gallemiezen is, hebben ze toch echt aan
zichzelf te danken. Door de ene blunder aan de andere te rijgen, waaronder als
laatste parel aan de ketting het inhuren van een communicatiebureau, heeft het
bestuur van de UvA haarfijn de diepe sociaal-culturele kloof blootgelegd die er
in Nederland tussen bestuurders en burgers gaapt. In de echoput van bestuurlijk
Nederland ga je vanzelf in je eigen voortreffelijkheid geloven. En als dan ook nog
pers en eigen lakeien je voortdurend naar de ogen kijken, is er helemaal geen
houden meer aan.
Typerend
voor deze cultuur van zelfgenoegzaamheid was het een-tweetje in datzelfde NRC-artikel
tussen een oud-vakbondsman en een communicatieexpert. De vakbondsman bestond
het om (krenkende) overeenkomsten te zien tussen een door diplomafraude
geteisterde Hogeschool en een door studentenrebellie tot vernieuwing gedwongen
universiteit; beschreef hoe hij op die Hogeschool met harde hand orde op zaken
heeft gesteld (maar verzweeg dat hij de wanorde in eerste instantie bagatelliseerde)
en kandideerde zichzelf vervolgens, bescheiden als hij is, als gedoodverfde
opvolger van Louise Gunning, waarop de communicatieexpert van de krant doodleuk
mocht melden dat de UvA zo’n man beslist nodig heeft: ‘Een nieuwe
leider heeft symbolische waarde: hij is niet belast met het verleden en kan
naar de toekomst kijken. Met een sterke opvolger van Louise Gunning kan het
bestuur veel goedmaken.’
Maakt niet uit dat autocratisch leiderschap
nou net een van de klachten van de academische gemeenschap was; maakt niet uit
dat de communicatieexpert zijn sporen vooral heeft verdiend met het witwassen
van de gitzwarte reputatie van de bancaire sector na de crisis; maakt niet uit
dat vakbondsman en communicatieexpert deze peppie-en-kokkie act al eens eerder
in de Academische Club van de UvA ten tonele hebben gebracht; en maakt niet uit
dat een auteur van een boek dat als titel draagt ‘De vent is de tent’ alleen om
die reden al ver uit de buurt moet blijven van het precaire overgangsproces waar
de UvA zich in bevindt. Zo snel mogelijk voorsorteren voor de volgende ronde in
de semi-publieke banencarrousel is het enige wat de bestuurlijke kaste echt
interesseert. De rest is marketing.
Inmiddels kent de absurditeit aan de UvA
geen grenzen. In reactie op het artikel in het NRC liet een woordvoerder van de
UvA aan Het Parool weten dat er helemaal geen extern communicatiebureau was
ingehuurd. Er waren slechts ‘enkele handjes’ bijgekomen om gaten op te vullen die
waren gevallen door vakantie en ziekte.
Als lezer vraag je je dan onherroepelijk af
of het frame van die handjes (let op het verkleinwoord) is ingefluisterd door
het nieuwe communicatiebureau? En of dat bureau nou de hele volgende week met
man en macht in de bak moet om de reputatieschade veroorzaakt door het eigen inhuren
ongedaan te maken? En of daar dan facturen, pardon: factuurtjes voor worden
geschreven? En of die dan worden opgeteld bij de vijf ton schade die de
bezetters van het Maagdenhuis zouden hebben veroorzaakt? Of komt dat ten laste
van de geldstromen voor onderwijs en onderzoek? Of komt het uit de zak van de
bestuurders zelf? Met de reputatie van de UvA is immers niks mis: ‘UvA studies maken
sprong op de QS World University Rankings by Subjects’, meldt de website. Alsof
er niets aan de hand is.
Het is
De Speld ver voorbij.
No comments:
Post a Comment