Monday, March 30, 2015

PowNed en het Maagdenhuis

Op Facebook en Twitter circuleert een filmpje waarmee PowNed eens en voor al het hoogdravende Maagdenhuisvolk meent te hebben ontmaskerd als een stelletje blowende uitvreters. Hilariteit alom: het Nederlandse klootjesvolk ziet zich bevestigd in haar eigen lekkere gelijk. Zie je wel: langharige nietsnutten. En nu de lange lat erover! 

Je vraagt je af wat PowNed heeft bezield om met gevaar voor eigen leven deze stoere 'undercover' opnames te maken. Ooit was PowNed een stoute populistische zender die met onorthodoxe middelen de Nederlandse elite het bloed onder de nagels haalde. Ik heb er vaak met veel genoegen naar zitten kijken. Hoe onze zelfgenoegzame, volgevreten, gemakzuchtige gezagsdragers zich geen raad wisten met de zuigende, treiterende vragen van een Rutger Castricum. Eindelijk journalisten die niet als hoogste levensdoel hadden om op de koffie te worden uitgenodigd bij minister x, commissaris y en burgemeester z, maar die vrij en onverveerd aantoonden dat onze lokale keizertjes zonder kleren gingen. Speaking truth to power – het kon dus wel.

Maar inzake het Maagdenhuis slaat PowNed nu al weken lang de plank volledig mis. Snapt de redactie dan werkelijk niet dat de zaak waar het om gaat de abominabele staat van de Nederlandse publieke sector is? Begrijpt de redactie dan echt niet dat wat de bezetters motiveert diezelfde ergernis over de zelfverrijking en arrogantie van de Nederlandse bestuurlijke kaste is die ook de beste reportages van PowNed bezielde? Ziet de redactie niet dat de tegenstanders van staf en studenten diezelfde vermaledijde elite is die PowNed in haar wilde jaren met zoveel goesting aanviel? Begrijpt de redactie dan echt niet dat in gevallen als deze het aloude adagium: de vijand van mijn vijand is mijn vriend, zwaarder moet wegen dan goedkope aanvechtingen om een undercover prutfilmpje in elkaar te draaien dat de wet-en-orde sentimenten van de gemiddelde Nederlander kietelt? De goede zaak is ook hier en nu belangrijker dan wat gemakkelijke clicks.

Met dit filmpje heeft PowNed zich verlaagt tot het niveau van het Spießbürgertum. En laten we wel wezen: dat speelt de elite in de kaart. Van het stoute, anti-elitaire, licht anarchistische populisme van weleer blijft dan namelijk weinig over.

Alleen als het volgende undercoverfilmpje gaat over de bijzonder beheer afdelingen van een ABN Amro, ING of Rabobank ben ik bereid mijn mening te herzien. Eerder niet. 



Friday, March 20, 2015

Guestpost Harro Maas: Schaamteloosheid UvA economen kent geen grenzen

In 2010 verkeerde de Faculteit Economie, Econometrie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam door mismanagement in zware financiële problemen. De respons van het gestaalde neoklassieke kader was om de faculteit te 'zuiveren' van alle bij- en zijvakken. De toonaangevende, zeer productieve vakgroep Methodologie en Geschiedenis van het Economische Denken was een van de grootste slachtoffers van deze koelbloedige 'ruiming'. Destijds schreven een aantal externe sympathisanten van de vakgroep -- waaronder naamgever van deze blog -- een stuk op hoge poten waarin wij er op wezen dat het een gotspe was dat een economiefaculteit twee jaar na het grootste cognitieve falen van de economiediscipline juist die vakken en subdisciplines 'ruimt' die voor broodnodige zelfreflectie en zelfkritiek zouden hebben kunnen zorgen. Vijf jaar later is het administratief centrum van de UvA bezet door studenten en docenten die de eenzijdige nadruk op kwantitatieve rendementen spuugzat zijn en bestaat het triumviraat dat de Faculteit Economie etc. aanstuurt het om het eigen 'ruimen' van vijf jaar geleden aan de Faculteit Geesteswetenschappen als voorbeeld voor te houden. Dat gebeurde in twee krantenstukken: een in de Volkskrant van de hand van Arthur Schram en een in Het Financieele dagblad van de hand van Roel Beetsma, Han van Dissel en Marc Salomon. Een dag later, tijdens een door de studenten van Room for Discussion georganiseerd debat over de toekomst van de UvA, bestond Van Dissel het om zijn spijt te betuigen over het afstoten van de vakgroep Methodologie en Geschiedenis. Een van de 'geruimden', Harro Maas, gerenommeerd historicus van het economische denken en goede vriend van mij, schoot het in het verkeerde keelgat. Hij schreef een woedend epistel dat wees dreigde te worden maar dat mijns inziens een bredere lezersschaar verdient. Al was het maar omdat het leert dat er weinig voorbeeldigs is aan de wijze waarop het bestuur van de economiefaculteit tegen wetenschap aankijkt. Vandaar dat ik Harro's schotschrift hier afdruk.


Schaamteloosheid UvA economen kent geen grenzen

In de Volkskrant van 13 Maart verwijt UvA econoom Arthur Schram de UvA studenten die nu al weer een aantal weken het Maagdenhuis bezet houden de “plank volledig mis te slaan”. In het Financieel Dagblad van 17 Maart zetten decaan en vice-decanen, Han van Dissel, Roel Beetsma en Marc Salomon, met voorbijgaan aan de kritiek van politieke wetenschapper Eva Schram in de Volkrant van afgelopen zaterdag op het betoog van haar vader, de argumentatie van econoom Schram nog eens even dik aan. Zoals economen dat gewoon zijn, gebeurt dat met verdraaiing van begrippen en op basis van veronderstellingen die met de werkelijkheid weinig van doen hebben.

Arthur Schram verdedigt het rendementsdenken met een beroep op een efficiente besteding van belastinggeld. Met de introductie van een professioneel management werd die efficiëntie beter gediend dan onder de stroperige democratische instituties van de jaren zeventig. Maar als we voor zijn eigen faculteit, de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) bekijken wat professioneel management van de jaren negentig tot heden inhield, dan moeten we allereerst constateren dat van zogenaamde professionals geen sprake was. Gedurende lange tijd was een ontwikkelingseconoom benoemd als decaan, en vervolgens een Groningse econometrist. Zelfs als we beide heren zien als “professioneel bestuurders”, dan betekent dat nog niet dat de FEB ook professioneel werd bestuurd. Schram laat onbesproken dat onder beide decanen een organisatie werd opgetuigd die een loopje nam met de boekhoudregels van de UvA als geheel, wat leidde tot het ontslag op staande voet van de tweede decaan, en tot een ingrijpende reorganisatie van de hele faculteit. Om een idee te geven, het tekort in de boeken bleek, begin januari 2010, niet 1 miljoen Euro te zijn, maar 7,5. Op een begroting van zo’n 35 miljoen.

Tot zover, zou je denken, economenpraatjes over professioneel bestuur en een efficiënte besteding van belastinggeld. De bezettende studenten, en sympathiserende docenten, hebben, zou je ook denken, groot gelijk dat ze volledige inzage vragen in de financiële gegevens van de Faculteit Geesteswetenschappen en ook inspraak willen in eventueel te nemen stappen om een eventueel tekort te dekken. Maar daar komen decaan en vice-decanen van de FEB met een bijdrage in het Financieel Dagblad die het doet voorkomen alsof er pas na de reorganisatie van 2010 sprake was van professioneel bestuur, nadat er gewied was in zogenaamd minder presterende onderzoeksgroepen en nog zo wat. Daarmee een causaliteit suggererend tussen het slechte functioneren van de FEB en dergelijke onderzoeksgroepen. Geen woord over de financiële puinhoop die er onder het toeziend oog van de heren hoogleraren, alles natuurlijk heel professioneel, op deze faculteit was ontstaan. Inderdaad moeten economen het meestal van de suggestie van bewijs hebben, en dat is ook hier het geval. Je hoeft echt geen hoogleraar economie te zijn om te begrijpen dat als je 60 op de 320 arbeidsplaatsen schrapt en je de bijkomende kosten op de UvA als geheel kunt afwentelen, zoals in deze reorganisatie het geval was, de begroting er weer een stuk vrolijker uitziet. Dat heeft allemaal helemaal niets te maken met de kwaliteit van individuele onderzoeksgroepen.

Maar het verhaal van de UvA economen is helaas nog schaamtelozer. Vice-decaan Roel Beetsma is een hoogleraar macro-economie die het presteert zijn promotie-studenten te vragen werkcolleges niet voor te bereiden omdat die tijd beter aan het proefschrift kan worden besteed, en die, bijvoorbeeld, weigert college te geven over de Grote Depressie in het eerstejaars college macro-economie, omdat hij daar niets van weet, of liever, omdat het hem teveel tijd kost zich daarin te verdiepen. Dat zo’n hoogleraar het presteert om over de verbeterde kwaliteit van de FEB te praten, en dat ook nog doet met een beroep op “historisch inzicht” is niets minder dan een gotspe. En ook de wendbaarheid van decaan Van Dissel kent geen grenzen.Na eerst een brief te ondertekenen waarin de loftrompet wordt gestoken over het goede resultaat dat door het opheffen van onderzoeksgroepen is bereikt, presteert hij het nog geen dag later in een publiek debat op de economie faculteit te melden dat opheffen van de onderzoeksgroep Geschiedenis en Methodologie van de Economie achteraf niet zo’n goed idee was. Wil de ware Van Dissel nu opstaan?

Full disclosure: ondergetekende hoorde bij deze laatste onderrzoeksgroep, had op dat moment een VIDI-beurs, een beurs voor excellente onderzoekers van NWO, en werkt ondertussen tot zijn grote tevredenheid aan de Universiteit van Lausanne, dat zijn taak aan de gemeenschap wel serieus neemt. Onder de overige slachtoffers bevonden zich de huidige vice-voorzitter van de British Academy en hoogleraar aan de London School of Economics, een ERC-laureaat die met zijn Europese miljoenenbeurs zeer welkom was in Cambridge, en een student die met een prestigieuze en zeer competitieve Rubicon-beurs naar Yale is vertrokken. Maar economen hebben, zoals ze de afgelopen jaren afdoende hebben laten zien, een broertje dood aan geschiedenis en reflectie op hun eigen vakgebied, dus zijn zo’n club slimme lastposten liever kwijt dan rijk. UvA-studenten en medewerkers: jullie hebben groot gelijk, en laat je door UvA-economen geen oor aannaaien.

Harro Maas

Hoogleraar geschiedenis van de economie
Centre Walras-Pareto for the history of economic and poltiical thought
University of Lausanne


Saturday, March 14, 2015

Something to chew upon for the cheerleaders of the so-called ‘knowledge economy’

Now reading The Utopia of Rules of David Greaber. The book contains a great second essay on how our neoliberal research infrastructure has only brought us new technologies of simulation (just a ‘superfast and globally accessible combination of library, post office, and mailorder catalogue’) while the big breakthroughs expected in the sci-fi imagfination of the 1970s and 1980s to be just around the corner have failed to materialize. Graebers answer is simple and plausible: because research has become corporatized and bureaucratized, which in Graebers conceptual framework boil down to the same. Graeber: ‘in terms of fostering original research, the results have been catastrophic’.

Greaber then goes on to illustrate this with his own experiences as an anthropologist/social theorist at different universities in both the US and the UK. I will quote in full, because this is such a powerful section that it is best kept in the choice of words of the author himself:

‘In both countries , the last thirty years have seen a veritable explosion of the proportion of working hours spent on administrative paperwork….

In my own university, for instance, we have not only more administrative staff than faculty, but the faculty too are expected to spend at least as much time on administrative responsibilities as on teaching and research combined…

The explosion of paperwork, in turn, is a direct result of the introduction of corporate management techniques, which are always justified as ways of increasing efficiency, by increasing competition at every level. What these management techniques invariably end up meaning in practice is that everyone winds up spending most of their time trying to sell each other things: grant proposals, book proposals, assessments of students’ job and grant applications, assessments of our colleagues, prospectuses for new interdisciplinary majors, institutes, conferences, workshops, and universities themselves which have now become brands to be marketed to prospective students and contributors…

The result is a sea of documents about the fostering of ‘imagination’ and ‘creativity’ set in an environment that mights as well have been designed to strangle any actual manifestations of imagination and creativity in the cradle…

I have seen the result in my own field of endeavor. No major new works of social theory have emerged in the US in the last thirty years. We have, instead, been largely reduced to the equivalent of Medieval scholastics, scribbling endless annotations on French theory from the 1970s, despite the guilty awareness that if contemporary incarnations of Deleuze, Foucault or Bourdieu were to appear in the US academy, they would be unlikely to make it through grad school, and if they somehow did make it, would almost certainly be denied tenure…

There was a time when academia was society’s refuge for the eccentric, brilliant, and impractical. No longer. It is now the domain of professional self-marketeers…

If you want to minimize the possibility of unexpected breakthroughs, tell the prospective scientist they will receive no resources at all unless they spend the bulk of their time competing against each other to convince you they already know what they are going to discover…

That is pretty much the system we now have…. (Graeber 2015: 133-135)’

Hence the absence of any technological breakthroughs and hence the sacralization of the limited breakthroughs we did have, a digital revolution that is basically a more advanced version of entertainment technologies we already had and a series of pharmaceutical breakthroughs (ritalin et al.) which are not about curing cancer but about deafening the emotional responses to the managerial madhouse that we’ve created.


Let the technotopists of the third industrial revolution chew on that.